De tolk van Java
De tolk van Java is de winnaar van de literatuur prijs 2017. Het boek is geschreven door Alfred Birney. Het boek gaat over 2 hoofdpersonen: Alan en zijn vader Arto. Het boek draait om hun levensverhalen, waarbij Arto's levensverhaal uiteindelijk bepalend blijkt te zijn voor dat van Alan. In deze roman komen vooral de thema's familie en afkomst aan bod. De motieven van dit boek zijn: een zoektocht naar caraketerverklaring, onafhankelijkheid en onwetendheid.
De roman bestaat uit vijf delen die afwisselend het verhaal
van Alan en de memoires van diens vader Arto bevatten. De memoires van Arto verwijzen naar de Japanse
bezetting en zijn werk als tolk.
Het verhaal
van Alan en de memoires van Arto wisselen elkaar af, waardoor het boek niet chronologische verteld wordt. Er vinden steeds tijdsprongen plaats tussen 1925 en 2011. Alan's verhaal is geschreven in de ik-persoon, waarbij hij zijn vader rechtstreeks aanspreekt. Ook de memoires
van Arto is geschreven in de ik-persoon, waarin Alan's moeder meeleest en af en toe haar visie over de beschreven gebeurtenissen belicht.
De memoires spelen zich af op Java en later in
Nederland. Alans levensverhaal speelt zich grotendeels in Den Haag af.
Samenvatting:
Alan Noland wordt in Den Haag geboren als zoon van de eerste generatie indonesiers die na de Tweede Wereldoorlog vanuit
Nederlands-Indië naar Nederland kwamen. Alan's vader Arto verwerkt zijn
oorlogservaringen door zijn vrouw en zoons te mishandelen. Deze mishandelingen zijn zo ernstig dat de kinderen uit huis worden geplaatst. De oudste zoon, Alan, gaat later als volwassenen op zoek naar zijn vaders achtergrond, om diens gedrag tijdens zijn jeugd te verklaren. Hij legt zijn ontdekkingen vast in
een logboek.
Arend (Arto) Sie wordt in 1925 op Soerabaja geboren als de
vijfde onwettige zoon van advocaat Willem Nolan en de Chinese Sie Swan Nio. Als donkerder gekleurde nakomer wordt Arto door zowel zijn ouders als zijn broers en zussen gediscrimineerd en met zware
lijfstraffen opgevoed. Hij wordt gepest door leeftijdsgenoten omdat hij een
kaalgeschoren bastaard is. Om Arto flinker te maken leren zijn broers hem hoe hij moet vechten
en met wapens om moet gaan. Op zijn veertiende overlijdt zijn vader. Oom Soen en
tante Kiep worden zijn pleegouders. In tegenstelling tot zijn biologische ouders behandelen Arto's pleegouders hem met liefde.
Arto is veertien als de Japanse bezetting van
Nederlands-Indië (1942-1945) plaatsvindt. Hij kiest de kant van Nederland en hangt
een portret van koningin Wilhelmina boven zijn bed. Hij sluit zich aan bij een
verzetsgroep, waarin hij als spion en saboteur optreed. Ook vermoordt hij een Japanse informant. Hij overleeft
twee martelingen en wapent zich met een dolk. Intussen zitten de blanke
Nederlanders in Jappenkampen. Sommigen van hen worden publiekelijk terechtgesteld door onthoofding of aan haaien gevoerd te worden.
In augustus 1945 geeft Japan zich over. Tot begin 1946 is er sprake van een gezagsvacuüm in Nederlands-Indië. Tijdens deze Bersiapperiode zijn de vrijgekomen
blanken in levensgevaar. Jonge Indonesische vrijheidsstrijders (pemoeda's) proberen de vrijgekomen overheerser namelijk uit te moorden. Arto blijft Nederland trouw. Hij biedt zich als gids aan voor de Engelsen, die het Nederlandse gezag proberen te herstellen. Hij
wordt agent bij de geallieerde politie. Met de naam Nolan komt hij later als tolk in
dienst bij de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade. Wanneer hij promoveert tot hoofd van de afdeling Verhoor van Gevangenen wordt Arto wreder. Als hij ingezet wordt om pemoeda's te verdrijven, verandert hij in een
moordmachine. Zo deinst hij er niet voor terug om een vrouw met een baby te
doorzeven om een verscholen vrijheidsstrijder te doden.
In 1947 komen Nederlandse militairen naar Nederlands-Indië
om de onafhankelijkheid van Indonesië te voorkomen. Arto verandert zijn achernaam in Noland, om zichzelf Nederlandser over te doen komen. Wanneer Nederland in
1949 verplicht wordt om de Indonesische onafhankelijkheid te aanvaarden, hoort Arto dat hij op een zwarte
lijst van Soekarno staat. Gedesillusioneerd laat hij zich door zijn oude
schoolkameraden overhalen om overvallen te plegen. Deze misstap wordt hem
vergeven en hij grijpt de kans aan om in 1950 als Noland naar Nederland te
vertrekken.
Eenmaal in Nederland trouwt Arto met zijn Brabantse correspondentievriendin, een schoonsmakersdochter. Ze
gaan in Den Haag wonen en krijgen vijf kinderen: de tweeling Phil en Alan, Arti
en de meisjes Mil en Nana. Het gezinsleven verandert al
snel in een hel: Arto mishandelt zijn vrouw en brengt haar en de jongens
ernstig letsel toe. De meisjes spaart hij. Ook wordt er vrijwel constant gescholden. Dit zijn overblijfselen van Arto's eigen opvoeding. Daarnaast heeft Ma (de moeder) een afkeer voor haar Indische kinderen. Arto kampt met een oorlogstrauma en
overspoeld de jongens met oorlogsboeken en bloederige oorlogsverhalen. Hij
heeft nachtmerries, lijdt aan achtervolgingswaanzin en slaapt met een dolk
onder zijn kussen. Door het nachtelijk geschreeuw moet het gezin voortdurend
verhuizen. De uren die Arto 's avonds in de slaapkamer doorbrengt om zijn
memoires op te schrijven, geven hem een moment van rust in zijn hel.
Pas na 13 jaar grijpt ma eindelijk in als Arto Alan weer is bont en blauw heeft geslagen: ze belt de kinderbescherming. De kinderen worden uit huis geplaatst en in een
internaat in Voorschoten ondergebracht. Arto wordt door de recherche uit huis
gehaald en verhuist naar Delft. Via een contactadvertentie krijgt hij een
relatie met de Duitse Eva. De kinderen worden om de beurt door hun ouders
bezocht. Arto komt trouw op ieder ontmoetingsmoment opdagen, hun moeder komt af en toe opdagen. Sinds zij een latrelatie
is begonnen met Willem heeft zij amper contact met haar gezin. Bij binnenkomst van het internaat begroet ze haar kinderen door ze een
hand te geven. Als Alan besluit om een keer op bezoek te gaan bij zijn moeder in Den Haag, is zijn moeder niet in hem ge-interesseerd. Alan voelt zich zo afgewezen dat hij besluit om het contact met haar te verbreken.
Arto probeert de instanties voortdurend te overtuigen om de kinderen naar huis te laten gaan. Alan en Phil blijven echter liever in
het internaat. Arto verhuist zonder Eva naar Voorschoten om dichter bij zijn
kinderen te kunnen zijn. Hij geeft een gitaar cadeau aan Alan, die met vrienden een
band wil beginnen. Na hun eindexamen worden Phil en Alan naar een Indisch kosthuis in
Den Haag gestuurd, terwijl Arti, Mil en Nana ieder elders in het land geplaatst worden.
Alan houdt het niet uit bij het kostgezin en trekt bij zijn
vader in, ondanks zijn haat wegens hem. Alan heeft zijn vader nooit vergeven voor de mishandelingen. Als hij ontdekt dat Arto een dolk onder zijn matras heeft liggen, is hij
niet meer welkom. Alan trekt vervolgens in bij Willem, die de hutkoffer van Arto in
bewaring heeft gekregen. Alan vindt hierin de memoires van zijn vader en
laat zijn moeder enkele passages lezen. Naar haar herinneringen klopt niet alles
wat er in staat. Na zijn pensioen gaat Arto in Spanje wonen, omdat hij zich niet geaccepteerd voelt in Nederland. Als Willem komt te overlijden komt Ma (de moeder) de deur niet meer uit. Alan zet vraagtekens bij het oorlogsverleden
van zijn vader. Hij twijfelt aan het waarheidsgehalte van de memoires. Daarom stuurt Alan het memoires naar Phil. Na het lezen van het memoires weet Alan niet meer wat hij van zijn vader vinden moet: is hij een mishandelaar en moordenaar of is hij een held? Uit een rapport over zijn dienstperiode blijkt dat Arto er
alles aan gedaan heeft om slachtoffers onder de Indonesische bevolking te voorkomen. Phil stuit op geheime
documenten waarin staat dat burgertolken, waaronder Arto, tot de speciale eenheid Employés
Speciale Diensten bevorderd werden en een militaire status kregen. Er valt Arto
volgens Phil dus niets te verwijten.
Arto sterft in 2005 en wordt in Spanje begraven. Alan
ziet steeds meer overeenkomsten tussen zichzelf en zijn vader en begint Arto enigszins te vergeven. Zelf begint Alan ook nachtmerries te krijgen, wat hem doet afvragen of nachtmerries erfelijk zijn. Omdat hij nooit en hechte band met zijn vader heeft kunnen opbouwen, besluit hij de waanzin van zijn vader over te nemen.
De verhaallijnen van dit boek verschillen sterk van elkaar in schijfstijl.
De memoires is zeer afstandelijk en gevoelloos verwoord, terwijl de schijfstijl in het verhaal van
Alan wisselt tussen confronterend en reflecterend en kritisch.
In het verhaal zijn ook andere tekstsoorten opgenomen:
geboorteakte, akte van erkenning, geheime documenten, afscheids/herinneringsdocument,
brieven, overlijdensbericht, e-mails, telegram, adressering, liedteksten.
De titel van dit boek verwijst naar Arto, die als
tolk voor de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade (VDMB) krijgsgevangenen
verhoort.
Het motto is een citaat uit het lied 'Man in the
Long Black Coat' van Bob Dylan: 'There are no mistakes in life/ Some
people say/ It is true sometimes/ You can see it that way' (Het leven kent geen
vergissingen, zeggen sommige mensen. Soms is het waar, op die manier kun je het
bekijken). Birney stelt met dit motto de vraag ter discussie of
het geen vergissing is geweest, dat de Nederlanders Nederlands-Indië o.i.v een oorlog hebben laten dekoloniseren.
Bij het lezen van dit boek moet ik denken aan het oude gezegde: je bent zoals je doet. Arto's acties maken hem tot wie hij is en niet zoals hij in het memoires wordt beschreven. Ik vind dat dit boek een droevige ondertoon heeft, vanwege haar vele oorlogsreferenties en het nare leven van Arto en Alan. Wat dit boek echter wel prijst is het feit dat het mensen bewust maakt van de mogelijke consequenties van hun acties.
Recensies:
-http://literom.nbdbiblion.nl/literom/resultaten/533519
-http://literom.nbdbiblion.nl/literom/resultaten/534361
Geen opmerkingen:
Een reactie posten